Hoewel de officiële stichtingsdatum van de Gentse Sint-Michielsgilde 1613 is, werd in de 19de eeuw heel dikwijls verwezen naar de datum 1042 voor veronderstelde deelname aan de kruistochten. Ook zou de aartshertogin Isabella een Gulden Vlies gegeven hebben aan de Michellisten als dank voor bewezen diensten bij het beleg van Oostende in 1604. Onze gewesten maakten toen immers deel uit van het Spaanse Koninkrijk, op dat ogenblik ter plaatse vertegenwoordigd door de landvoogden Albrecht en Isabella. Zij schiepen een klimaat van rust en vrede waarbinnen de economische heropleving een kans maakte en ook de gilden een nieuwe bloeitijd tegemoet gingen.
In 1612 vonden enkele schermliefhebbers dan ook de tijd rijp om in navolging van de andere drie hoofdgilden een schermersgilde op te richten. Voor een wettelijke erkenning werden onder andere stappen gezet bij het stadsbestuur en het Hof te Brussel. Het ging gepaard met heel wat diplomatentalent en inspanningen om de stichtingsakte van de Sint-Michielsgilde te bekomen. Uiteindelijk akteerden de Aartshertogen door een charter van 26 maart 1613 het bestaan van de nieuwe gilde dat het slagzwaard en het rapier als wapen zou hanteren en de heilige Michaël als patroon kreeg. De aartsengel die de helse draak versloeg werd in de 17de eeuw, de eeuw van de contra-reformatie, immers gezien als degene die het kwaad overwon.
Vanaf april 1613 nam de schermersgilde haar intrek in de Lakenhalle van het Gentse belfort, sindsdien Schermschool genoemd. Vanaf 1613 bleef deze prachtige historische site hét vergader- en oefenlokaal van de schermers. Een reglement werd uitgewerkt en in 1616 door het schepencollege goedgekeurd. Om als lid van de gilde aanvaard te worden, moest men inwoner zijn van de stad Gent, minstens 21 jaar en katholiek zijn. Elke gildebroeder moest bovendien bij zijn intrede een doodschuld betekenen, waarbij werd verzekerd dat na zijn dood het onderschreven bedrag aan de gilde uitgekeerd werd. Tot in de 19de eeuw bleven de doodschulden een belangrijke vorm van inkomsten voor de gilde.
De gilde bezat het uitzonderlijke voorrecht dat er honderd leden vrijgesteld werden van burgerplicht in één van de 18 compagnies van de burgerwacht, verdeeld volgens de stadswijken. Die honderd keurlijcke mannen vormden daarentegen een keurkorps waarop de stadsmagistratuur een beroep kon doen om de orde in de stad te verzekeren. In 1617 werd op initiatief van de Sint-Michielsgilde een syndicale kamer van de vier hoofdgilden opgericht met als doel de onderlinge verstandhouding te waarborgen.
De gilde werd bestuurd door een eed samengesteld uit een euverdeken, een deken en twaalf proviseerders. De euverdeken werd gekozen uit de leden van de beide schepenbanken, waardoor de band met het stadsbestuur benadrukt werd. De deken was tegelijk schatbewaarder, hij inde de bijdrage van de leden en onderhandelde over de verkoopsom van de plaatsen van de 100 keurlijke mannen. Wanneer een gildebroeder stierf, bezocht de deken de familie om de doodschuld te innen. Binnen de eed fungeerde ook een koning. De koning van de gilde werd aangesteld na een jaarlijkse schermwedstrijd. Dit koningstornooi, de belangrijkste gebeurtenis van het gildejaar, greep meestal plaats op 29 september, de feestdag van de patroonheilige. Die wedstrijd vond meestal plaats op de Vrijdagmarkt in aanwezigheid van de 3 andere hoofdgilden, het schepencollege en de geestelijke hoogwaardigheidsbekleders zoals de abten van de Sint-Pieters- en Baudelo-abdijen. Wie koning werd na de overwinning met het slagzwaard, het rapier en de dolk en het rapier, genoot veel aanzien en kreeg een aantal financiële voordelen. Hij mocht ook de koningsbreuk dragen. Daarentegen was hij verplicht een schakel van goud aan de koningsbreuk toe te voegen. De dagen na het koningstornooi werd er traditioneel voor de zilveren prijzen geschermd. Het koningstornooi wordt nog jaarlijks gehouden zij het dan wel met moderne blanke sportwapens : de degen, het floret en de sabel.
Op het einde van de 17de eeuw kwam de gilde in een moeilijke situatie terecht. Nadat Gent in 1678 in handen kwam van Lodewijk XIV, werd haar lokaal bezet door Franse troepen en tot kazerne omgevormd. Geërgerd door de aanhoudende eis tot ontruiming en schadevergoeding vanwege de gilde en om geen nieuwe kazerne te moeten bouwen, besloot de stadsmagistratuur het probleem drastisch op te lossen. Ze verzocht koning Filips IV van Spanje de vier hoofdgilden op te heffen met de motivering dat ze van geen enkel nut meer waren voor de gemeenschap. Dit verzoek werd bij decreet van 3 april 1703 ingewilligd. In het lokaal van de Sint-Michielsgilde logeerden van dan af troepen.
Maar drie jaar later zou koning Filips IV met een ander koninklijk decreet de Sint-Michielsgilde reeds herinstellen. Ze genoot van dan af opnieuw van al haar voorrechten en mocht opnieuw bezit nemen van haar lokaal in de Lakenhalle. Samen met de drie andere hoofdgilden, die later werden heringesteld, zou ze een vooraanstaande plaats innemen in het socio-culturele leven van de 18de eeuw. Dat het financieel niet altijd haalbaar was bleek duidelijk, toen bij het schermtornooi van de koningstitel in 1754, de wedstrijden voor de zilveren prijzen slechts konden doorgaan mits de financiële bijdrage van enkele keurlijke mannen.
Naar het einde van de eeuw toe kende de gilde een nieuwe bloeiperiode toen de Gentse magistratuur verschillende malen, steeds voor korte perioden, haar steun zocht om de vrede en de orde in de stad te helpen bewaren. Dit gebeurde onder andere in de woelige periode van de Brabantse omwenteling. Na de slag van Fleurus in 1794 werden de oude gezagsstructuren, de oude instellingen en de wapengilden opgeheven. In 1803 werd de werking van de gilde opnieuw opgestart en kreeg ze tot 1807 tijdelijk de naam Société de l’Exercice des Armes. Van dan af werd ze opnieuw officieel erkend. In 1816 nam de gilde de naam aan van Souvereine, Koninklijke en Ridderlijke Gilde van Sint-Michiel. Vanaf 1817 werd het devies van de gilde “N’ évite pas, jamais ne cherche”. Na de onafhankelijkheid van België evolueerde de gilde meer en meer tot een sportvereniging. In deze evolutie werd in 1896 een belangrijke stap gezet door de oprichting van de nationale schermersbond.
Vanaf 1912 werd het oude wapenschild van de gilde, met name twee gekruiste zwaarden door de koningskroon, opnieuw het officiële wapenschild. In 1913, tijdens de Wereldtentoonstelling die aan Gent een nieuw economisch elan moest geven, werd de 300ste verjaardag van de gilde gevierd.
Er werd een feestprogramma samengesteld, met als hoogtepunt een historische evocatie van de 17de eeuwse stoet der hoofdgilden, waarbij de gildekoning werd teruggeleid na “het spel na het koningsschap”. Deze ommegang zou 3 maal door de straten van Gent trekken, éénmaal zelfs tijdens het bezoek van koning Albert I en koningin Elisabeth aan de stad. De nauwkeurig gereconstrueerde kostuums die door Armand Heins ontworpen werden, waren niet alleen in de optochten te zien, maar ook op de avond van de Redoute Parée in de huidige opera.
In het kader van de Wereldtentoonstelling en de 300ste verjaardag van de gilde werd in Gent in 1913 een internationaal schermerscongres bijeengeroepen dat in principe reeds besliste om een Internationale Schermfederatie te stichten.
De I.S.F / F.I.E. werd in hetzelfde jaar te Parijs bekrachtigd met de toenmalige deken van de Sint-Michielsgilde als eerste voorzitter.
Na W.O. I werden de gildekampioenschappen en de bekerwedstrijden hervat. In 1938 werd het 325-jarig bestaan van de gilde herdacht met een reeks schermwedstrijden voor de drie wapens. Omwille van het uitgebreide deelnemersveld werden de wedstrijden over verschillende locaties in de stad verspreid. Na W.O. II werden in de gilde ook dames en jongeren toegelaten. In 1963 werd ter gelegenheid van de 350ste verjaardag een Wereldkampioenschap junioren georganiseerd. Tegelijkertijd had het congres plaats van de Internationale Schermfederatie die 50 jaar voordien in dezelfde stad het levenslicht zag. Naar gewoonte werden ook de na 1921 ingestelde internationale wisselbekers betwist. In de laatste decennia hebben de schermers van de gilde zich steeds weten te onderscheiden, zowel individueel als in ploegverband en dit zowel op nationaal, als internationaal en olympisch vlak. De vereniging heeft ook de grootste inspanningen gedaan om deel te nemen aan tornooien of om wedstrijden te organiseren. De St.-Michielsgilde is terecht fier dat ze enerzijds “de oudste schermclub ter wereld” is, en anderzijds ook dat ze een “moderne” schermclub is die heel wat leden en actieve schermers telt.
Ten slotte brengen we nog een woordje uitleg bij het wapenschild van de gilde.
Het wapenschild bestaat uit een ridderkroon met twee gekruiste zwaarden op een blauwe achtergrond, met rode omranding. Hierachter bevinden zich langs beide zijden twee degens/rapieren. Deze wapens verwijzen naar de activiteit van de gilde, het schermen. De wapens waarmee de gildebroeders schermden waren vroeger het rapier, het slagzwaard en het rapier met linkerhanddolk. De huidige wapens zijn het floret, de degen en de sabel.
Boven het wapenschild ziet men een koningskroon. De konings- en ridderkroon geven aan dat het hier om een koninklijke en ridderlijke gilde gaat.
”Chef Confrérie Royale et Chevalière Saint-Michel de Gand” (Koninklijke en Ridderlijke Hoofdgilde van Sint Michiel – Gent) is de officiële benaming van de Gilde.
Onderaan wappert een banier met de tekst : ”N’évite pas, jamais ne cherche”, hetgeen zoveel betekent als : ”ga geen problemen (de strijd) uit de weg, maar zoek de problemen niet op”. Deze wapenspreuk is voor het eerst vermeld vanaf 1817. De oorspronkelijke wapenspreuk ”pro patria et honore” (voor land en eer) werd na de Franse revolutie voorgoed vervangen door de nieuwe (“N’évite pas, jamais ne cherche”) omdat de gilde geëvolueerd was tot een zuivere sportvereniging zonder militaire functie.
Naast dit wapenschild bestaat er nog een vereenvoudigd wapenschild, hetgeen vooral op briefwisseling, affiches en ander drukwerk afgebeeld staat. (zie afbeelding hierboven). Deze vereenvoudigde versie toont enkel de ridderkroon met de gekruiste zwaarden op een blauw schild met erboven de koningskroon. Soms staat ook de datum 1613 onder het schild vermeld.